• strek·ning
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord strekke met het achtervoegsel -ning
Naar frequentie 29543
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   strekning     m: strekningen
v: strekninga  
  strekninger     strekningene  
genitief   streknings     m: strekningens
v: strekningas  
  strekningers     strekningenes  

strekning m / v

  1. gebied, oord, streek
  2. afstand, route, traject
    «Særlig strekningen fra Dal til Minnesund blir problematisk, på grunn av anleggsarbeidene.»
    Met name het traject van Dal naar Minnesund wordt op grond van de bouwwerkzaamheden problematisch.
  • [1]: eie svære strekninger
uitgestrekte gebieden bezitten
  • [2]: kjøre en lang strekning
een lang traject rijden


  • strek·ning
  • Afgeleid van het Nynorske werkwoord strekke met het achtervoegsel -ning
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   strekning     strekninga     strekningar     strekningane  

strekning v

  1. gebied, oord, streek
  2. afstand, route, traject
  • [1]: eige svære strekningar med skog
uitgestrekte gebieden met bos bezitten
  • [2]: kjøyre ei lang strekning
een lang traject rijden