• straat
  • [1]: Afkomstig van het Latijnse (via) strāta, waarvan het tweede deel het voltooid deelwoord is van sternere
  • Verwant in Germaans:
West: Duits: Straße, Oudhoogduits: strāza, Engels: street, Fries: strjitte, Limburgs: sjtraot/straot, Schots: stret, strete, streit
Noord: IJslands: stræti
  • Verwant in Romaans:
Latijn: strata
Italiaans: strada
Portugees: estrada
enkelvoud meervoud
naamwoord straat straten
verkleinwoord straatje straatjes

de straatv / m

  1. een weg tussen de huizen in een bewoonde plaats [1]
    • De meeste straten in woonwijken zijn gevuld met auto's. 
     In South Lake Tahoe dook hij weer eens op en vertelde me dat een onbekende man hem in Bishop op straat had horen gitaarspelen.[3]
  2. smalle doorgang tussen twee zeeën, een zee-engte, zeestraat [4]
  3. reeks machines of arbeidsplaatsen in een productielijn, een productiestraat
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]