straatdeur
- Geluid: straatdeur (hulp, bestand)
- straat·deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straatdeur | straatdeuren |
verkleinwoord |
- de buitendeur van een gebouw aan de straatkant van dit gebouw
- ▸ Dat ze allang weg zijn en alles hier nu anders is, dat hoorde ik stukje bij beetje later, de volgende dag en vandaag, nadat ik navraag had gedaan, maar u was daarbij, waarom vertel ik dit? Ik was als door de bliksem getroffen: de straatdeur stond wagenwijd open, in de kamer waren mensen, een grafkist, in de kist een overledene.[2]
1. de buitendeur van een gebouw aan de straatkant van dit gebouw
- Het woord straatdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.