Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stra·ten·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stratenplan stratenplannen
stratenplans
verkleinwoord stratenplannetje stratenplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het stratenplano

  1. kaart van de een bebouwd gebied waarop de straatnamen zijn aangegeven
     Ik had op de kaart gezien dat ik mij zo zou vastlopen in hoven en binnentuinen als een stier in een rode lap. Ik moest er niet van uitgaan dat Venetië een stratenplan had. Het was niet zo dat er ooit in redelijkheid was gebouwd op afgebakende kavels langs een rationele straatweg.[2]
  2. (verkeer) patroon dat de wegen binnen een bebouwd gebied vormen
  3. ontwerp voor het patroon van wegen en kavels in een te bebouwen gebied

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen