plan
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontwerp, voornemen’ voor het eerst aangetroffen in 1674 [1] [2]
1, 2, 3, 5 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | plan | plannen |
verkleinwoord | plannetje | plannetjes |
4 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | plan | - |
verkleinwoord | - | - |
6 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | plan | plans |
verkleinwoord | plannetje | plannetjes |
Zelfstandig naamwoord
plan o
- een voorgenomen handelswijze
- Het plan om vroeg op te staan mislukte doordat de wekker niet afging.
- ▸ Waarom had ik geen donder gehoord of bliksem gezien tijdens mijn tocht omhoog? Wat had ik nu spijt van het plan om de zonsondergang en zonsopkomst vanaf de top te willen gaan bekijken.[3]
- een idee van iets dat men wil gaan doen
- Hij is een plan aan het beramen.
- een ontwerp voor een ruimtelijke of economische ordening
- We gingen met z'n allen een plan ontwerpen.
- niveau
- Hij ging het op een hoger plan brengen.
- de perspectiefverdeling van een schilderij of vergezicht
- plattegrond
- Heb jij een plan bij je?
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Een onbekookt plan (hebben)
een plan hebben waar niet goed over is nagedacht
- Je plan trekken
het zelf uitzoeken
Vertalingen
1. een voorgenomen handelswijze
Werkwoord
vervoeging van |
---|
plannen |
plan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plannen
- Ik plan.
- gebiedende wijs van plannen
- Plan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plannen
- Plan je?
Verwijzingen
- ↑ "plan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
Gangbaarheid
- Het woord plan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "plan" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- plan
Woordherkomst en -opbouw
- Bijvoeglijk naamwoord: Afkomstig van het Latijnse bijvoeglijke naamwoord planus
- Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord planum.
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
g enkelvoud | plan | ||
o enkelvoud | plant | |||
meervoud | plane | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
plane |
Bijvoeglijk naamwoord
plan
Synoniemen
Antoniemen
Werkwoord
plan
- gebiedende wijs van plane
g [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planen | planer | planerne |
genitief | plans | planens | planers | planernes |
Zelfstandig naamwoord
[A] plan g
Afgeleide begrippen
- [2]: byplan
- [2]: byplanafdeling
- [2]: byplanborgmester
- [2]: byplanudvalg
- [2]: landsplan
- [2]: lokalplan
- [2]: kommuneplan
- [2]: fremtidsplan
- [2]: planlægning
- [2]: regionplan
o [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planet | plan planer |
planene planerne |
genitief | plans | planets | plans planers |
planenes planernes |
Zelfstandig naamwoord
[B] plan o
Afgeleide begrippen
- [2]: lokalplan
o [C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planet | planer | planerne |
genitief | plans | planets | planers | planernes |
Zelfstandig naamwoord
[C] plan o
Afgeleide begrippen
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
- plan in: Det Danske Sprog- og Litteraturselskabop website:ordnet.dk
Engels
Zelfstandig naamwoord
plan
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
plan m
- tekening
- (spreektaal) plan, idee
- «Antony a un bon plan pour le weekend de Pâques.»
- Antony heeft een goed idee voor het Paasweekend. [1]
- «Antony a un bon plan pour le weekend de Pâques.»
- (spreektaal) vermaak, bezigheid
- «J’ai un plan drague pour ce week-end, si tu veux je t’invite.»
- Ik heb een versierplannetje voor dit weekend, als je wil nodig ik je uit. [1]
- «J’ai un plan drague pour ce week-end, si tu veux je t’invite.»
Verwijzingen
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- plan
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig uit het Duits
Naar frequentie | 906 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | plan | planere | planest |
o enkelvoud | plant | |||
meervoud | plane | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
plane | planere | planeste |
Bijvoeglijk naamwoord
plan
- vlak, pas, plat
- waterpas, horizontaal
- «Gulvet er ikke helt plant.»
- De vloer is niet helemaal plat.
- «Gulvet er ikke helt plant.»
Synoniemen
Antoniemen
Werkwoord
plan
- gebiedende wijs van plane
m [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planen | planer | planene |
genitief | plans | planens | planers | planenes |
Zelfstandig naamwoord
[A] plan m
- plattegrond, schets
- plan, opzet, ontwerp
- «Huset ble bygd etter planen.»
- Het huis werd gebouwd volgens het plan.
- «Huset ble bygd etter planen.»
Afgeleide begrippen
- [2]: byplan
- [2]: læreplan
- [2]: framtidsplan
- [2]: reguleringsplan
o [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planet | plan | plana planene |
genitief | plans | planets | plans | planas planenes |
Zelfstandig naamwoord
[B] plan o
- (horizontaal) vlakte
- plan, niveau
- «Diskusjonen lå på et høyt plan.»
- De discussie was op een hoog niveau.
- «Diskusjonen lå på et høyt plan.»
Afgeleide begrippen
- [2]: lokalplan
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- plan
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig uit het Duits
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | plan | planare | planast |
o enkelvoud | plant | |||
meervoud | plane | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
plane | planare | planaste |
Bijvoeglijk naamwoord
plan
- vlak, pas, plat
- waterpas, horizontaal
- «Golvet er ikkje plant.»
- De vloer is niet plat.
- «Golvet er ikkje plant.»
Synoniemen
Antoniemen
Werkwoord
plan
- gebiedende wijs van plana
Schrijfwijzen
Werkwoord
plan
- gebiedende wijs van plane
Schrijfwijzen
m [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planen | planar | planane |
Zelfstandig naamwoord
[A] plan m
- plattegrond, schets
- plan, opzet, ontwerp
- «Han har planar om å bli prest.»
- Hij heeft plannen om priester te worden.
- «Han har planar om å bli prest.»
Afgeleide begrippen
- [1]: generalplan
- [2]: byplan
- [2]: læreplan
- [2]: framtidsplan
- [2]: reguleringsplan
o [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | plan | planet | plan | plana |
Zelfstandig naamwoord
[B] plan o
- (horizontaal) vlakte
- plan, niveau, verdieping
- «Romma ligg i same planet.»
- De kamers liggen op dezelfde verdieping.
- «Romma ligg i same planet.»
Afgeleide begrippen
- [2]: lokalplan
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- plan
enkelvoud | meervoud |
---|---|
plan | planes |
Zelfstandig naamwoord
plan m
Synoniemen
Verwijzingen
- plan in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española