Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·a·li·tie·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coalitieplan coalitieplannen
verkleinwoord coalitieplannetje coalitieplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het coalitieplano

  1. (politiek) voorgenomen handelingen van een regering die bestaat uit verschillende politieke partijen
     "Ik dacht: laat ik vriend en vijand verrassen door te vertellen wat ik goed vind aan het regeerakkoord", begon Forum voor Democratie-leider Baudet zijn bijdrage aan het debat, volgens Kamervoorzitter Bergkamp net op tijd om nog het woord te kunnen krijgen. Zijn lof was voor het coalitieplan om meer geld vrij te maken voor aandacht voor de Nederlandse geschiedenis.[1]
     Slob baalt van onrust door coalitieplan eindtoets[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Baudet (FvD): ik deel wereldbeeld van coalitie niet, maar blijkbaar willen mensen dit” (Donderdag 16 december 2021, 15:39), NOS
  2.   Weblink bron “Slob baalt van onrust door coalitieplan eindtoets” (Vrijdag 15 februari 2019, 11:38), NOS