Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord visplan visplannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het visplano

  1. een planning betreffende de visserij
     Volgens Cees Machielsen van garnalengroothandelaar Klaas Puul is het juist de wens van de vissers zelf om op contract te vissen. „Ze stellen jaarlijks een visplan op waarbij een en ander wordt verdeeld. De kleinste vissers vissen op wadgarnalen, er zijn vissers die op noordzeekreeft en -garnalen vissen en anderen combineren het met de vangst van tong en schol. We hebben dit systeem nu een jaar of vier en het werkt heel goed.”[1]
     Volgens Van der Plas zijn de voorwaarden om te mogen vissen na het onderzoek „opnieuw bevestigd” en vastgelegd in een visplan. Het gaat onder meer om toegestane vangstquota en maatregelen om ongewenste bijvangst tegen te gaan.[2]

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    DICK HUSSAARTS
    “’Garnalenhandel lijkt soms net wild west’” (15 nov. 2012), De Telegraaf
  2.   Weblink bron “Katwijkse rederij gaat alsnog vissen bij Australië” (16-02-2015), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be