vermaak
- ver·maak
- zn: van Middelnederlands vermaec; naamwoord van handeling van vermaken ww (zonder -en) [1]
- ww: vermaken ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vermaak | vermaken |
verkleinwoord | - | - |
het vermaak o
- amusement, vermakelijke handeling
- ▸ Misschien zou ik me op een gegeven moment vervelen met alleen mijn eigen gedachten als vermaak.[2]
- Het hebben van de zaak, is het einde van 't vermaak
Als je iets hebt, is het verlangen ernaar weg.
1.
vervoeging van |
---|
vermaken |
vermaak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermaken
- Ik vermaak.
- gebiedende wijs van vermaken
- Vermaak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermaken
- Vermaak je?
- Het woord vermaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vermaak" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be