amusement
- amu·se·ment
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermaak’ voor het eerst aangetroffen in 1721 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amusement | amusementen |
verkleinwoord | amusementje | amusementjes |
het amusement o
- iets waarmee men zich vermaakt
- Wat een amusement was dat, zeg.
- Na hard werken vond hij dat hij wel een amusementje had verdiend.
1. iets waarmee men zich vermaakt
- Het woord amusement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amusement" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "amusement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ amusement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: amusement (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /əˈmjuːzmənt/
- Afkomstig van het Franse werkwoord amuser.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
amusement | ammunitions |
amusement
- amusement, vermaak, vermakelijkheid, verstrooiing, vertier
- genoegen, genot, lust, plezier, pret
- hilariteit
- amusement arcade (VK)
- amusement center (VS)
- amusement centre (VK)
- amusement hall
- amusement industry
- amusement park
- amusement quarter
- amusement ride
- amusement shares
- amusement tax
- [1]: for amusement only
alleen voor amusement
- [1]: for amusement's sake
voor zijn amusement
- [1]: to provide amusement
amusement bieden
- [1]: For your amusement! (FYA)
Voor uw vermaak!
- [1]: sufficient amusement
een voldoende amusement