vertier
- ver·tier
- In de betekenis van ‘bedrijvigheid, afleiding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1806 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vertier | - |
verkleinwoord | - | - |
het vertier o
- zaken die de zinnen verzetten
- Er is hier weinig vertier voor de jeugd.
- Het woord vertier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vertier" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "vertier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be