• volks·ver·maak
enkelvoud meervoud
naamwoord volksvermaak volksvermaken
verkleinwoord

het volksvermaako [1]

  1. vermaakt voor het gewone volk; entertainment voor de massa
     Daar werd onder invloed van een burgerij - die na de Franse Revolutie een leidende positie kreeg, zich de eigen, typisch burgerlijke waarden toe-eigende en deze wilde verbreiden - het volksvermaak verheven; het werd, in de termen van toen, `veredeld'.[2]
     De kritiek op het feest komt van Spaanse moslimorganisaties, die vinden dat de figuur van Mohammed wordt bespot. Een deel van de Spanjaarden ziet ook wel de gevoeligheid, in een wereld waar al zoveel spanning tussen religies is, zegt Francisco Jimenez van moslimorganisatie FEERI. "Dat moros y cristianos is welbeschouwd een feest waarin als volksvermaak moslims en christenen een burgeroorlog met elkaar uitvechten."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  3.   Weblink bron “Godsdienstoorlogje spelen in de straten van het Spaanse Alcoy” (Woensdag 25 april 2018, 12:19), NOS