• di·ver·ti·men·to
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘klein muziekwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord divertimento divertimento's
verkleinwoord - -

het divertimentoo [3]

  1. (muziek) een compositie voor een solo-instrument of een licht, ontspannend werk zonder de diepgang van een sonate
45 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[4]