fun
- fun
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fun | - |
verkleinwoord | - | - |
de fun m
- oorzaak of toestand van vrolijkheid
- om de funals vermaak
- voor de funenkel als vermaak
- funapplicatie, funboer, funlens, funmail, funpark, funplein, funshoppen, funshopping, funsporten, funtraining
- Het woord fun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fun" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Nooteboom, C."Heinz" in: De Revisor. jrg. 35 nr. 6 (december 2008) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam; p. 96; geraadpleegd 2018-10-11
- ↑ Depondt , P."Kunsten. Nieuwe ‘Classical Art Series’: De ‘Val’ van Pieter Bruegel en het coloriet van Titiaan" in: Ons Erfdeel. jrg. 51 nr. 1 (februari 2008) Stichting Ons Erfdeel, Raamsdonksveer; p. 134; geraadpleegd 2018-10-11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fun | - |
fun
fun m
- (spreektaal) fun, lol
- «Cécile, je lui ai dit que si je sortais avec elle, c’était juste pour le fun.»
- Ik heb Cécile gezegd dat ik alleen maar voor de lol met haar uitging. [1]
- «Cécile, je lui ai dit que si je sortais avec elle, c’était juste pour le fun.»