leedvermaak
- Geluid: leedvermaak (hulp, bestand)
- IPA: / ˈletfərmak / (3 lettergrepen)
- leed·ver·maak
- In de betekenis van ‘genoegen over andermans ongeluk’ voor het eerst aangetroffen in 1811 [1]
- samenstelling van leed en vermaak , leenvertaling van Duits Schadenfreude [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leedvermaak | - |
verkleinwoord | - | - |
het leedvermaak o
- het genoegen scheppen in het leed van een ander
- Hij kon zijn leedvermaak nauwelijks onderdrukken toen zijn rivaal ten val kwam.
1. het genoegen scheppen in het leed van een ander
- Het woord leedvermaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leedvermaak" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "leedvermaak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ leedvermaak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be