• bouw·plan
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwplan bouwplannen
verkleinwoord bouwplannetje bouwplannetjes

het bouwplano

  1. beschrijving hoe iets gebouwd gaat worden
    • De architect en de aannemer hadden een zeer nauwkeurig bouwplan gemaakt voor de nieuwe wolkenkrabber. 
  2. wat een groep dieren of planten gemeenschappelijk heeft qua vorm en bouw
    • De wervelkolom is het gemeenschappelijke element in het bouwplan van de gewervelden. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]