• plan·trek·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord plantrekker plantrekkers
verkleinwoord plantrekkertje plantrekkertjes

de plantrekkerm

  1. (Belgisch) iemand die zich op een of andere wijze steeds uit de slag weet te trekken.
76 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be