uitvreter
- uit·vre·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitvreter | uitvreters |
verkleinwoord | uitvretertje | uitvretertjes |
de uitvreter m
- iemand die uitvreet
- deze uitvreter leeft al maanden op mijn kosten
- Het woord uitvreter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitvreter" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ uitvreter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be