uitvreten
- uit·vre·ten
- samenstelling van uit bw en vreten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitvreten |
vrat uit |
uitgevreten |
klasse 5 | volledig |
uitvreten
- overgankelijk iets slechts of verwerpelijks uithalen
- Wat hij ook uitvrat, zijn moeder hield nog steeds van hem.
- (informeel) op kosten leven van
- (informeel) uitbijten
- leegvreten, opvreten[1]
1. iets slechts of verwerpelijks uithalen
- Het woord uitvreten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitvreten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be