• aan·tas·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aantasten
tastte aan
aangetast
zwak -t volledig

aantasten

  1. overgankelijk (langzaam) beschadigen, aangrijpen waardoor iets lelijker wordt
    • Het metaal werd langzaam aangetast door de zure neerslag. 
     Eigenlijk was hij geen roker, maar hij wist dat de scherpe rook van deze zwarte schoonheid de conditie van zijn tegenstander meer zou aantasten dan die van hemzelf.[1]
     Uiteindelijk is het de optimaliseringsdrift van de eenentwintigste eeuw die hem ten val brengt, en wel in de vorm van een overijverige landschapsarchitect, die de huiseigenaren voorspelt dat de wortels van de grote boom op een dag de funderingen van het huis zullen aantasten.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Håkan Nesser
    “Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be