aantasten
- aan·tas·ten
- samenstelling van aan vz en tasten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantasten |
tastte aan |
aangetast |
zwak -t | volledig |
aantasten
- overgankelijk (langzaam) beschadigen, aangrijpen waardoor iets lelijker wordt
- Het metaal werd langzaam aangetast door de zure neerslag.
- ▸ Eigenlijk was hij geen roker, maar hij wist dat de scherpe rook van deze zwarte schoonheid de conditie van zijn tegenstander meer zou aantasten dan die van hemzelf.[1]
- ▸ Uiteindelijk is het de optimaliseringsdrift van de eenentwintigste eeuw die hem ten val brengt, en wel in de vorm van een overijverige landschapsarchitect, die de huiseigenaren voorspelt dat de wortels van de grote boom op een dag de funderingen van het huis zullen aantasten.[2]
1. (langzaam) beschadigen, aangrijpen
- Het woord aantasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aantasten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Håkan Nesser“Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be