• aan·tast·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aantastbaar aantastbaarder aantastbaarst
verbogen aantastbare aantastbaardere aantastbaarste
partitief aantastbaars aantastbaarders -

aantastbaar [1]

  1. aangetast kunnen worden
    • In de machines werden de straatvegers al minder aantastbaar en dus minder minachtbaar. En nu zal dus ook de vuilophaler verdwijnen. Zo raakt de burger zijn laagste knecht kwijt. De laagste plaats van de maatschappelijke ladder is weer vacant. Wie maken we nu tot de meest geminachte?[2]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Godschalk NRC 21 oktober 1993