tasten
- tas·ten
- via Middelnederlands tasten van Oudfrans taster (modern Frans tâter, Engels taste). In de betekenis van ‘bevoelen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tasten |
tastte |
getast |
zwak -t | volledig |
tasten
- overgankelijk waarnemen door aanraking, meestal met een of beide handen
- overgankelijk door voelen onderzoeken
- overgankelijk raken of treffen (figuurlijk)
- overgankelijk, (figuurlijk) iets bemerken of bespeuren zonder het rechtstreeks waar te nemen
- Een leugen voelen en tasten.
- overgankelijk, (figuurlijk) in onzekerheid naar iets zoeken
[1]
- In het duister tasten
Bij gebrek aan gegevens in onzekerheid over iets verkeren
- Naar de wapens tasten
- Diep in zijn beurs, buidel, zak tasten
Ergens veel geld voor betalen
[3]
- Iemand in zijn eer tasten
Iemand beledigen, krenken of kwetsen
- Iemand in zijn kruis tasten
Iemand kwetsen, op een vervelende manier te pakken nemen of voor gek zetten
vervoeging van |
---|
tassen |
tasten
- meervoud verleden tijd van tassen
- Wij tasten.
- Jullie tasten.
- Zij tasten.
- Wij tasten.
- Het woord tasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tasten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "tasten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tasten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be