Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tast·li·chaam·pje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tastlichaampje tastlichaampjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het tastlichaampjeo

  1. (anatomie) tastzintuig in de huid
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen