• tast
enkelvoud meervoud
naamwoord tast -
verkleinwoord - -

de tastm

  1. het zintuig van de aanraking, met name van de handen
    • Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast. 
vervoeging van
tasten

tast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van tasten
  2. gebiedende wijs van tasten
vervoeging van
tassen

tast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Jij tast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Hij tast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tassen
    • Tast! 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be