Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·tas·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betasten
betastte
betast
zwak -t volledig

Werkwoord

betasten

  1. overgankelijk met de handen iemands lichaam op verschillende plaatsen aanraken
    • De man trachtte haar te betasten, maar zij wilde er niets van hebben. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be