aanraking
- aan·ra·king
- Naamwoord van handeling van aanraken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanraking | aanrakingen |
verkleinwoord | aanrakinkje | aanrakinkjes |
de aanraking v
- het aanraken
- Iedere aanraking van de gebroken hand deed veel pijn.
- in aanraking met: te maken hebbend met; contact hebben met
- Bent u wel eens in aanraking geweest met een veroordeelde.
- ▸ Via internet kwam ik met meerdere personen in aanraking die tijdens hun all-inclusive vakantie een ramp hadden beleefd.[1]
1. het aanraken
- Het woord aanraking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanraking" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be