aanraken
- aan·ra·ken
- samenstelling van aan vz en raken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanraken |
raakte aan |
aangeraakt |
zwak -t | volledig |
aanraken
- overgankelijk fysiek contact maken met iets
- Ik heb dat niet aangeraakt.
- In een museum mag je alles bekijken maar je mag niets aanraken.
- ▸ Ofschoon de gure wind afdwong om veel met haar ogen te knipperen, zag Chantal dat de twee elkaar regelmatig aanraakten.[1]
1. fysiek contact maken met iets
|
|
- Het woord aanraken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanraken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be