attaccare
- at·tac·ca·re
attaccare
- overgankelijk plakken, vastplakken, aanplakken
- overgankelijk vastnaaien
- overgankelijk koppelen, aankoppelen (aanhangwagen e.d.)
- overgankelijk ophangen (aan haak, koord e.d.)
- overgankelijk ophangen (telefoon)
- overgankelijk vastmaken, vastbinden, vastleggen, inspannen, aanspannen
- overgankelijk besmetten, aansteken
- overgankelijk aantasten
- overgankelijk aanknopen, beginnen (van gesprek)
- overgankelijk aanvallen
- overgankelijk (informeel) toetasten, aanvallen, zich storten op het eten
- overgankelijk (muziek) inzetten, beginnen te spelen
- overgankelijk (techniek) aansluiten
- onovergankelijk plakken
- onovergankelijk (plantkunde) wortel schieten
- onovergankelijk aanslaan, succes oogsten, ingang vinden
- onovergankelijk beginnen