aanknopen
- aan·kno·pen
- samenstelling van aan vz en knopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanknopen |
knoopte aan |
aangeknoopt |
zwak -t | volledig |
aanknopen [1]
- overgankelijk vastknopen
- overgankelijk beginnen
- ▸ In de vroege geschiedenis van het christendom heerste de opvatting dat ware sociale vaardigheid niet betekende dat je een gesprek aanknoopte met wie er toevallig maar in de buurt was (onze bloedverwanten of mensen met wie we naar school gingen), maar dat je verbonden was met de meest bevredigende bronnen van zingeving in het universum.[2]
- aanknopen bij: verder gaan met een bespreking; inhaken op
- Het woord aanknopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanknopen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2033), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be