vastleggen
- Geluid: vastleggen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvɑstlɛɣə(n) / (3 lettergrepen)
- vast·leg·gen
- samenstelling van vast en leggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastleggen |
legde vast |
vastgelegd |
zwak -d | volledig |
vastleggen
- overgankelijk bewaren van gegevens
- Hij had het ongeluk op film vastgelegd.
- Juultje moest in het begin wel wennen dat ik altijd mijn camera bij me heb en alles vastleg, maar inmiddels heeft ook zij haar eigen kanaal.” [1]
- overgankelijk ervoor zorgen dat iets vastzit aan iets anders
- Je kunt de hond beter vastleggen voordat je de winkel ingaat.
- overgankelijk zorgen dat ergens zekerheid over bestaat
- ▸ Schouten wilde vastleggen dat vee minder eiwitrijk voedsel zou eten, wat zou leiden tot een lagere stikstofuitstoot.[2]
- wederkerend een contract aangaan
- De jonge voetballer had zich vastgelegd om de komende tien jaar bij de profclub te blijven.
- [1] opslaan, opnemen
- [2] vastmaken
- [3] bepalen, vaststellen
- Het woord vastleggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vastleggen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Trouw Babette Rijkhoff– 12:14, 31 maart 2018 Het succes van de familievloggers: 'We hebben een tijdje met de gordijnen dicht geleefd'
- ↑ Weblink bron Milo van Bokkum“Kabinet trekt bij nieuwe stikstofwet miljard extra uit om bouwprojecten door te laten gaan” (13 oktober 2020) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be