fasten
- Geluid: fasten (VS) (hulp, bestand)
- erfwoord van Middelengels fastenen, Angelsaksisch fæstnian. Verder van West-Germaans *fastinōn, Indo-Europees *fast[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to fasten |
he/she/it | fastens |
verleden tijd | fastened |
voltooid deelwoord |
fastened |
onvoltooid deelwoord |
fastening |
gebiedende wijs | fasten |
fasten
- onovergankelijk dichtgaan, grendelen
- onovergankelijk zich vasthechten, zich vastzetten
- overgankelijk bevestigen [2], vastmaken, vastzetten