• vast·ge·legd
vervoeging van: vastleggen…
verbogen vorm: vastgelegde

vastgelegd

  1. voltooid deelwoord van vastleggen
stellend
onverbogen vastgelegd
verbogen vastgelegde
partitief vastgelegds

vastgelegd

  1. onveranderlijk bepaald
     Maar hoe zit het in Wallonië? Bezuiden de in 1963 vastgelegde taalgrens is men fier op zijn bossen, rivieren en la cuisine du terroir, de streekkeuken. Ernstig wordt er gesproken over het Marshallplan voor Wallonië, dat het gewest moet helpen aan la relance, de economische heropleving.[2]
  1. Troonrede 2016
  2.   Weblink bron “Moedwil en misverstand” (1 september 2007), de Volkskrant