• ge·weld
enkelvoud meervoud
naamwoord geweld -
verkleinwoord - -

het geweldo

  1. elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen, goederen of zaken
    • Hij is door geweld om het leven gekomen. 
    • Driekwart van de kinderen van 2 tot 4 jaar heeft thuis te maken met een vorm van geweld, schrijft Unicef in een rapport [3] 
  2. woeste niet te temmen kracht
     Het pad slingerde steeds dieper het dal in tot aan een woeste rivier. Ik had zelden zo’n enorme hoeveelheid water gezien. Bruisend en met een enorm geweld stortte het zich het dal door.[4]
vervoeging van: wellen…
verbogen vorm: gewelde

geweld

  1. voltooid deelwoord van wellen
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]