dwang
- dwang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dwang | |
verkleinwoord |
de dwang m
- het uitoefenen van macht om iemand tegen diens wil iets te laten doen of laten
- De dictator heerste met veel macht en dwang over het geknechte volk, dat na vele jaren onderdrukking eindelijk in opstand kwam.
- ▸ Het gerechtshof in Amsterdam heeft Keith Bakker woensdag in hoger beroep veroordeeld tot achttien maanden cel voor het verkrachten van een minderjarig meisje. Het OM eiste eind juni zes jaar cel en tbs met dwangverpleging, maar de straf viel fors lager uit. Volgens het hof is bewijs voor dwang in de relatie niet gevonden.[3]
- (medisch) ziekelijke neiging om bepaalde dingen te doen, zucht
- De vrouw poetste de hele dag haar schone huis, ze had dan ook een ziekelijke dwang.
|
1.
- Het woord dwang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dwang" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dwang" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dwang op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Voormalige verslavingsgoeroe Keith Bakker krijgt fors lagere straf in hoger beroep” (13 jul 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be