dwang
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dwang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dwang | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dwang m
- het uitoefenen van macht om iemand tegen diens wil iets te laten doen of laten
- De dictator heerste met veel macht en dwang over het geknechte volk, dat na vele jaren onderdrukking eindelijk in opstand kwam.
- (medisch) ziekelijke neiging om bepaalde dingen te doen, zucht
- De vrouw poetste de hele dag haar schone huis, ze had dan ook een ziekelijke dwang.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord dwang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dwang" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "dwang" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dwang op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be