geweldpleging
- ge·weld·ple·ging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geweldpleging | geweldplegingen |
verkleinwoord |
de geweldpleging v
- het gebruik van geweld
- De inbreker is aangehouden onder verdenking van diefstal met geweldpleging.
- De demonstratie verliep aanvankelijk vreedzaam, maar toen het donker werd liep het toch uit op vernielingen en geweldpleging.
- ▸ Op 8 en 9 juli moeten zij zich verantwoorden in de rechtbank in Almelo. Het twintigtal wordt verdacht van openlijke geweldpleging in vereniging. Voor zeven van hen komt daar ook een beschuldiging van poging tot zware mishandeling bij.[1]
- Het woord geweldpleging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “OM vervolgt twintig verdachten voor rellen FC Twente-Hammarby” (24 juni 2024), NOS