• dwang·ge·dach·te
enkelvoud meervoud
naamwoord dwanggedachte dwanggedachtes
dwanggedachten
verkleinwoord

de dwanggedachtev

  1. (medisch) een gedachte die zich op een hinderlijke manier steeds opdringt en die je dus niet kunt onderdrukken
    • Ik heb frequent last van een dwanggedachte over prachtige vrouwen en mensen die ik hoog acht: dat ook zij naar het toilet moeten. Zelfs voor een grote boodschap, meneer. Dat vind ik heel zwaar in mijn leven.[1] 
    • Zo was er een meisje dat zó’n minderwaardigheidscomplex had. Ze liet thuis geen vingerafdruk achter, omdat ze vond dat ze er niet mocht zijn. Ander voorbeeld: Ik kon een jongen helpen met muziek, mijn grote passie. Ik hielp door met muziek hem af te leiden van zijn dwanggedachtes.”[2] 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]