• zin·loos
  • Afgeleid van zin met het achtervoegsel -loos.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zinloos zinlozer zinloost
verbogen zinloze zinlozere zinlooste
partitief zinloos zinlozers -

zinloos

  1. iets dat geen zin (nut) heeft
    • Sommigen vinden het schrijven voor WikiWoordenboek een zinloze bezigheid. 
     Gedurende het dappere maar zinloze verzet brachten ze drie Duitse kruisers en meerdere torpedojagers tot zinken, vooral in het noorden leden de Duitsers zware verliezen.[1]
     Als gevolg hiervan was het een zinloos project, dat rond deze tijd grote delen van buitenparlementair links in West-Europa kenmerkte, om te proberen deze tot zwijgen gebrachte arbeidersklasse te mobiliseren tot een socialistische revolutie.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be