aansluiten
- Geluid: aansluiten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanslœytə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·slui·ten
- samenstelling van aan vz en sluiten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aansluiten |
sloot aan |
aangesloten |
klasse 2 | volledig |
aansluiten
- ergatief op elkaar volgen
- De trein en de bus sloten goed op elkaar aan.
- ▸ Dolgelukkig sloot ik achter aan in de rij.[1]
- overgankelijk een verbinding tot stand brengen
- Hij sloot zijn nieuwe computer aan op het netwerk.
- passend maken
- Die tafel sluit niet goed aan bij het aanrecht.
- wederkerend zich ~: bij een groep of organisatie gaan behoren
- wederkerend zich ~: bevestigen wat een eerdere spreker gezegd heeft
- Mag ik mij daarbij aansluiten?
|
- aangesloten zijn: telefoon hebben
1. op elkaar volgen
2. een verbinding tot stand brengen
4. bij een groep of organisatie gaan behoren
- Het woord aansluiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aansluiten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be