Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·naai·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vastnaaien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastnaaien
naaide vast
vastgenaaid
zwak -d volledig
  1. met naald en draad twee zaken met elkaar verbinden
    • De oplossing: de hand aan een enkel vastnaaien. Daar werd het gedurende een maand 'in leven gehouden', aldus de Britse krant, die spreekt van een baanbrekende operatie. Uiteindelijk is de hand na een tien uur durende operatie weer vastgemaakt aan de arm van de Chinees. De patiënt kan zijn vingers al weer langzaam bewegen. [2] 
    • Wil je de broekzakken met een leuke print beplakken dan kun je daarvoor speciale textiellijm gebruiken. Je kunt de stof ook vastnaaien, maar daar ben je iets meer tijd mee kwijt. [3] 
    • Met die armbandjes sloten mensen mij dus buiten (en zichzelf binnen, in een grote, gezellige groep). En het ging ook niet voorbij. Nu lopen mensen er nog steeds mee. Ik hoorde zelfs dat er types zijn die het armbandje na het festival afknippen, maar het dan voor de volgende Lowlands weer keurig vastnaaien om hun pols, om als volwaardig Lowlandslid naar de Flevopolder te kunnen afreizen. Dat is natuurlijk intens burgerlijk, maar dat weten die mensen gelukkig niet. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 18 jul. 2015 Hand gered aan enkel man
  3. De Telegraaf 04 jan. 2016 Shortjesweer!
  4. NRC Aaf Brandt Corstius 24 juli 2008 Met die armbandjes sloten mensen mij dus buiten