planning
- plan·ning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | planning | planningen |
verkleinwoord | planninkje | planninkjes |
de planning v
- het opstellen van en werken volgens plannen
- ▸ Je zult vast obstakels tegenkomen of het eng vinden om daadwerkelijk alleen op reis te gaan, maar dit is met tijd en planning te voorkomen.[1]
- uitgewerkt plan van de (deel)werkzaamheden die achtereenvolgens uitgevoerd moeten worden om een werk, project enz. op een bepaald tijdstip te hebben afgerond
- ▸ De begeleider let erop dat de student werkt volgens de planning en de afspraken die gemaakt zijn.[2]
1.
- Het woord planning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "planning" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Mbo-verpleegkundige: Praktijkopdrachten voor kwalificatieniveau 4” (2012), Bohn Stafleu van Loghum
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be