schets
- schets
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘ontwerp’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schets | schetsen |
verkleinwoord | schetsje | schetsjes |
- grove tekening of vertelling zonder details
- houtskoolschets, kalverschets, karakterschets, levensschets, maatschets, profielschets, situatieschets, zedenschets
- schetsblok, schetsboek, schetsen, schetskaart, schetsmatig, schetsontwerp, schetsplaat, schetsplan, schetsrol
1.
vervoeging van |
---|
schetsen |
schets
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schetsen
- Ik schets.
- gebiedende wijs van schetsen
- Schets!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schetsen
- Schets je?
- Het woord schets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schets" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schets" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schets op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be