• schets
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘ontwerp’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schets schetsen
verkleinwoord schetsje schetsjes
vervoeging van
schetsen

schets

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schetsen
    • Ik schets. 
  2. gebiedende wijs van schetsen
    • Schets! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schetsen
    • Schets je? 
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]