• de·sign
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ontwerp’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
  • leenwoord uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord design designs
verkleinwoord

hetdesigno

  1. (industrie) vormgeving van een product vooral als dat extra aandacht heeft gehad
    • In het frame - dat een strak en herkenbaar design heeft - zit de 418 Wh accu. [2] 
  2. (textiel) patroon van een stof
    • Dit jurkje is gemaakt van een stof met een bloemetjesdesign. 
  3. opzet van een onderzoek
vervoeging van
designen

design

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van designen
    • Ik design. 
  2. gebiedende wijs van designen
    • Design! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van designen
    • Design je? 
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]