• in·ten·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bedoeling’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Van het Franse intention (met het achtervoegsel -ie) en het Latijnse intentio. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord intentie intenties
verkleinwoord intentietje intentietjes

de intentiev

  1. het doel wat men voor ogen heeft.
    • De intentie van Wikipedia is het samenstellen van een encyclopedie. 
    • Hij was overeind gekomen met de intentie mij te helpen met mijn bagage. [3] 
97 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]