• in·plan·nen

inplannen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inplannen
plande in
ingepland
zwak -d volledig
  1. een activiteit opnemen in de planning
    • Een bizarre prestatie. Het was al een medisch mirakel dat Bibian Mentel-Spee aan de start verscheen. Precies een jaar geleden won ze het testevent in Pyeongchang, waarna voor de negende keer kanker bij haar werd geconstateerd. Ze overleefde opnieuw, maar kon in de aanloop naar de Spelen geen wedstrijd meer racen, slechts enkele trainingsweken inplannen. [1] 
    • Sinds gisteren bekend werd dat Erland Galjaard na 21 jaar zendergroep RTL gaat verlaten, gonst het in Hilversum van de geruchten. De echtgenoot van WENDY VAN DIJK, vanavond te zien in de finale van TVOH, zou helemaal geen ’sabbatical’ inplannen maar aan het werk gaan voor SBS6 van JOHN DE MOL.[2] 
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Telegraaf 12 mrt. 2018 Paralympisch goud Bibian Mentel
  2. de Telegraaf 16 feb. 2018 ’Erland Galjaard mag niet naar SBS’
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be