schedule
- Geluid: schedule (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈskɛdʒul/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
schedule | schedules |
schedule
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to schedule |
he/she/it | schedules |
verleden tijd | scheduled |
voltooid deelwoord |
scheduled |
onvoltooid deelwoord |
scheduling |
gebiedende wijs | schedule |
schedule
- een afspraak maken.
- «He scheduled an appointment for Tuesday.»
- Hij maakte een afspraak voor dinsdag.
- «He scheduled an appointment for Tuesday.»