Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsplan fietsplannen
verkleinwoord fietsplannetje fietsplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het fietsplano

  1. een aantal voorgenomen maatregelen om het fietsgebruik te stimuleren
     Britse investeringen in fietsplan: Groot-Brittannië gaat 77 miljoen pond (89 miljoen euro) investeren in een beter fietsklimaat in het land. Met het geld worden fietspaden aangelegd en verkeersmaatregelen genomen in acht steden onder meer Birmingham, Leeds, Manchester, Cambridge, Oxford, Bristol en Norwich. Ook wordt geïnvesteerd in fietspaden in enkele nationale parken. Premier Cameron maakt de plannen later vandaag officieel bekend.[1]
  2. bonus van de werkgever die men kan gebruiken voor het kopen van een fiets
     Verder staat de helft van de werknemers open voor een jaarlijks gesprek over de inzetbaarheid. Veel werkgevers bieden als gezondheidsvoorziening bijvoorbeeld een fietsplan of korting op de sportschool. Een ruime meerderheid van de werknemers wil niet zelf betalen voor deze faciliteiten.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Britse investeringen in fietsplan” (Maandag 12 augustus 2013, 10:56), NOS
  2.   Weblink bron “"Elk jaar gezondheidscheck"” (Donderdag 13 juni 2013, 09:50), NOS