staart
- staart
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | staart | staarten |
verkleinwoord | staartje | staartjes |
de staart m
- (zoötomie) een verlengstuk van de ruggengraat bij sommige dieren
- De meeste zoogdieren hebben een staart.
- (techniek) het achterste stuk van een vliegtuig of een auto
- ▸ Een vliegtuig van TUI is na vertrek van Schiphol weer teruggekeerd naar de luchthaven. Dat gebeurde omdat het toestel een zogenoemde tailstrike had: tijdens het opstijgen raakte de staart van het vliegtuig de grond.[3]
- (figuurlijk), (anatomie) een bundel lang haar
- Zij draagt haar haar in een staart.
- (figuurlijk), (informeel) ietwat schampere bijnaam voor een jongen die zijn haar in een staart [3] draagt
- Kunnen die staarten van hiernaast de muziek niet wat zachter zetten.
|
- Het venijn zit hem in de staart.
Het meest erge komt op het einde
- Ik krijg er een staart van
Ik ben het zat, ik heb er genoeg van
- Komt men over de hond, dan komt men over de staart
Als het moeilijkste deel van iets is gelukt, gaat de rest vanzelf en veel makkelijker
- Met de staart tussen de benen/poten [afdruipen/weggaan, ...]
Ergens ontredderd, terneergeslagen, teleurgesteld etc. vandaan gaan
- Van kop tot staart
Van het begin tot het einde
- • Ze heeft haar thuisland Zweden drie keer van kop tot staart doorkruist: te voet, in een kayak en op ski’s. [4]
- Als men over de duivel spreekt, dan trapt men hem op zijn staart
het over iemand hebben en die dan plots tegen het lijf lopen, of iets gebeurt terwijl je het er net over had
- Een aal ( of een paling) bij de staart hebben
Stoett-7 [5]
- Hij is te vangen als een aal bij de staart
Stoett-6 [6]
- Kop noch staart
Stoett-1242 [7]
- Maart roert zijn staart
in maart kan het erg koud zijn met winterse buien
1. een verlengstuk van de ruggengraat bij sommige dieren
2. het achterste stuk van een vliegtuig of een auto
vervoeging van |
---|
staren |
staart
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
- Jij staart.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
- Hij staart.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van staren
- Staart!
- Het woord staart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "staart" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "staart" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ staart op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Staart vliegtuig TUI raakt grond bij opstijgen, keert terug naar Schiphol” (27 februari 2023), RTL Nieuws
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be