Nederlands

 
staartklok
Uitspraak
Woordafbreking
  • staart·klok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staartklok staartklokken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de staartklokv / m

  1. een aan de muur hangende klok met een slingeruurwerk
     Ik vergeleek hem in mijn gedachten met Atlas, de man op onze Friese staartklok die de wereld torst.[2]
     Een sierlijke kroonluchter, een klassiek dressoir of een staartklok: daar is bijna geen ruimte meer voor in het gemiddelde Nederlandse interieur. En dat merken antiekhandelaren. Sinds 2008 is 40 procent van de antiekzaken gesloten, berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het waren er 1600, nu nog 960.[3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3.   Weblink bron “Steeds minder antiekzaken: 'Mensen willen licht en Scandinavisch'” (03-01-2019), NOS