coda
- co·da
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘resumerend slot van muziekstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
- van het Italiaanse coda (staart) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coda | coda's |
verkleinwoord | - | - |
- (muziek) het deel van een muzikale compositie dat zich na de climax van het stuk afspeelt, ofwel de eindsectie van een compositie aanduidt
- (letterkunde) aan een sonnet toegevoegde regel of strofe
- Het woord coda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "coda" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "coda" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ coda op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- co·da
enkelvoud | meervoud |
---|---|
coda | code |
coda v