code
- co·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wetboek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stelsel van signalen of symbolen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1919 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | code | codes |
verkleinwoord | codetje | codetjes |
de code m
- geheimschrift, versleuteling zoals bijv. een dagboekcode
- de verzameling voorschriften en omgangsvormen op een bepaald gebied zoals bijv. erecode
- per 1 januari 2010 is de Code Banken in werking getreden
- volgorde van cijfers of letters om een cijferslot te openen, sleutel
- (informatica) stelsel van symbolen voor een informatieverwerkende machine
- bekende codetabellen zijn heden ten dage ANSI, Unicode en UTF-8
- (taalkunde) taal, register, dialect
1.
- Het woord code staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "code" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "code" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
code
- co·de
- meervoud van het zelfstandig naamwoord coda