• om·gangs·vorm
enkelvoud meervoud
naamwoord omgangsvorm omgangsvormen
verkleinwoord

de omgangsvormm

  1. manier waarop je je tegenover een ander persoon moet gedragen volgens de (ongeschreven) regels van de etiquette
    • „Ga het gesprek aan over het lawaai waarmee de ruzies worden uitgevochten. Dat is een gesprek met z’n vieren, met vader erbij. De basis voor het aanleren van omgangsvormen ligt in het gezin. De goede voorbeelden in de buitenwereld worden schaarser. De verruwing heeft zelfs het parlementaire debat bereikt.” [1] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Annemiek Leclaire 24 november 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be